Aanbeveling

Bovenstaand concrete voorbeeld laat zien dat het onderzoeksobject, ongeacht of dit binnen of buiten het huis wordt onderzocht, zich pas laat kennen zodra het niet als object maar als subject in ons midden is. Psychologie als objectieve wetenschap loopt onvermijdelijk vast in het drijfzand van de menselijke existentie. Het is een verraderlijk terrein waarop geen theoretisch bouwwerk te funderen is. Het is een terrein dat vraagt om een theoretisch kompas dat toegesneden is op de specifieke kenmerken van het onderzoeksterrein. Een veldtheorie waartoe een aanzet gegeven werd door K. Lewin (1951) en die in de Gestalt-theorie (Lambrechts, 2001), (van Praag, 1998) nadien is uitgewerkt, zou ons ter oriëntering kunnen dienen. Psychologie staat voor de taak om haar regels van wetenschappelijk onderzoek radicaal te veranderen. Het klassieke doel van wetenschap is om kennis te vergaren, wetmatigheden op te sporen en wegen te bereiden naar beïnvloeding van het onderzochte. Wetenschappelijk onderzoek in de psychologie zal, wil ze het banale niveau overstijgen, een tegenovergestelde weg moeten bewandelen en zich uit de verstrikkende uitgangspunten van het determinisme moeten losmaken.

Wetenschappelijk onderzoek naar de mens zal haar niet als object maar als subject moeten beschouwen en benaderen. De mens maakt als subject en mede-onderzoeker wezenlijk deel uit van ons onderzoek. De afgrenzing tussen onderzoeker en onderzochte gaat niet op in psychologisch onderzoek. In psychologisch onderzoek, voor zover dat geen betrekking heeft op concrete en veelal banale kenmerken, zijn om die reden objectieve voorspellingen uitgesloten. Het is de paradox van onze menselijke zijnswijze. Naarmate het onderzoeksterrein adequater en nauwgezetter benaderd wordt, zal de voorspelbaarheid ervan kleiner worden. Alhoewel van een andere orde en abstractieniveau, dringt zich een vergelijking met de kwantummechanica op: naarmate de plaats van een elementair deeltje nauwkeuriger bepaald wordt, zijn de energie en massa ervan onbepaalder of zelfs onbepaalbaar. Er is ook op dit onderzoeksterrein geen waarnemer-onafhankelijke werkelijkheid.

De vraag dient zich aan of we met deze geschetste analyse voor de psychologie niet op een doodlopende weg belanden. Deze visie stelt dat er in wezen niets anders over de mens te zeggen is dan dat er niets over te zeggen is. Vanuit deze strikt filosofische redenering valt hier weinig tegen in te brengen. Houdt daarmee echter niet al ons wetenschappelijk onderzoek op? We staan op een kruispunt van keuzes. Het kruispunt is de weergave van een zeer fundamentele impasse. Betreden we de niet definieerbare uitgestrektheid die de existentiële analyse voor ons opent of beperken we ons tot wat concreet operationaliseerbaar is. Er is nog een derde mogelijkheid. We kunnen er in de impasse ook voor kiezen om niet te kiezen. Het niet-weten in deze impasse maakt ons menszijn in haar wezen manifest. We staan vragend en zoekend tegenover het niet kenbare en zijn als subject geïnvolveerd in ons onderzoek. Het proefschrift “Sense or Non-sense” (M. Kuzmanić, 2012) over suïcidaliteit is hiervan een concreet voorbeeld. Dergelijk onderzoek roept de vraag op wat we hier in de praktijk aan hebben.