Het therapeutisch werk van de Gestalttherapeut

Gewaarzijn
Niet alleen ons uitgangspunt maar ook de concrete praktijk van de Gestalttherapeut blijkt aan inconsequenties onderhevig te zijn.Vanuit een open fenomenologische grondhouding geeft de Gestalttherapeut aandacht aan het direct voor de hand liggende (the obvious). Het vraagt een open aandacht die niet of zo weinig mogelijk ingeperkt wordt door theoretische uitgangspunten en verwachtingen. Deze open aandacht wordt aangeduid met het begrip ‘gewaarzijn’. Gewaarworden is primair ‘het bemerken met een van de zintuigen’ (van Dale). Bewustzijn daarentegen is primair het vermogen tot besef en tot weten (van Dale). Bewustzijn vraagt om woorden en zo mogelijk diagnoses. Gewaarzijn laat zich verrassen door hetgeen zich op het moment aandient. Een hypothese of diagnose zal het gewaarzijn versluieren. Een Gestalttherapeut helpt dit gewaarzijn van de cliënt te vergroten. Het is een vaardigheid die expliciet en impliciet verbonden is aan het doen en laten van de Gestalttherapeut. Het uit zich in wezen niet in wat er concreet gezegd wordt omdat gewaarzijn voorbijgaat aan het benoemen in woorden. Zodra gewaarzijn benoemd wordt en uit het ‘hier en nu’ gedestilleerd wordt, is de open zijnsrelatie verworden tot een objectrelatie. We zijn ons van ‘iets’ bewust geworden. Het ‘is’ is ‘iets’ (‘zijnde’) geworden, en we zijn niet langer bij 'wat is'. Het is een paradox in de praktijk van de Gestalttherapeut.

Veld
Heidegger en de Gestalttheorie gaan beiden uit van de menselijke zijnwijze als een veldverschijnsel, het Dasein. De cliënt met de naar voren gebrachte klacht is in de Gestaltpraktijk geen object dat beschreven en gediagnosticeerd kan worden. De ontmoeting van dat moment met de therapeut manifesteert waar het om draait. De therapeut maakt hier ten diepste deel van uit. We hebben geen cliënt met een afwijking borderline voor ons zitten, maar maken op dat moment deel uit van het veld dat we eventueel zouden kunnen aanduiden met een borderline veld. We maken daarmee echter de oneigenlijke stap ook van het veld een zijnde te maken. Elke vorm van diagnostiek, ook de procesmatige Gestaltdiagnostiek, loochent de existentiële gronslag van de ontmoeting in de therapie.

Impasse
In de praktijk van alledag is deze open zijns-relatie onzeker en moeilijk (uit )houdbaar. Een leegte, impasse of verwarring kan als zéér beanstigend ervaren worden door zowel de therapeut als de cliënt. We hebben daarvoor in de eerste plaats de erg voor de hand liggende vluchtheuvels van een of andere vorm van diagnostiek voorhanden. Verder geven behandelprotocollen en therapeutische technieken een bescherming tegen een eventueel dreigende machteloosheid. Een persoonlijkheidstheorie, of deze nu gedragstherapeutisch, psychoanalytisch of systeemtheoretisch is, geeft een geruststellende ondersteuning wanneer de behandelwijze bekritiseerd zou worden. Gestalt heeft een wat minder doorzichtige vluchtheuvel tot haar beschikking. We kunnen in een impasse bijvoorbeeld eerlijk zeggen dat het gesprek voor ons gevoel vast zit. Alhoewel dit een erg eerlijke en transparante uitspraak is, hebben we daarmee het therapeutisch gesprek tot een geruststellend iets gereduceerd. De situatie heeft de naam van een vastzittend gesprek gekregen. Het werkelijke Zijn trekt zich op dat moment terug omdat het zich nooit in een ‘iets’ laat kaderen. De therapeut kan vervolgens proberen opener te reageren door te zeggen dat hij het zelf niet meer weet. Het is een opmerking die, voor zover het geen truc is, waarschijnlijk groot en onvoorspelbaar effect zal hebben. Op het moment dat ‘niet-weten’ als zodanig wordt uitgesproken is echter wel de dreiging van af-grond teniet gedaan. Er formeert zich een nieuwe Gestalt in het veld. Het ongemakkelijke is vervangen door de comfortabele ‘niet-weten-positie’. Het is object geworden waar we ons gezamenlijk toe verhouden. De dreigende af-grond van ‘zijn’ is bij deze Gestaltinterventie vakkundig afgedekt.

Implosie en explosie
De Gestaltbenadering erkent de leegte, het moment van niet-weten, vastzitten, angst en onzekerheid. In het Gestaltformatieproces wordt dit aangeduid met het moment of ook wel de laag van de implosie: de doodslaag. Perls zegt dat dit ‘niets’ zich in elke therapie vroeg of laat aandient. Het is een moment van niet-leven of dood-zijn, waar de meeste therapeuten voor terugdeinzen. Om in de taal van Heidegger te spreken: in het aangezicht van onze dood staat het niet waarneembare, niet kenbare en niet benoembare ‘zijn’ ons tegenover. Hier ontspringt het altijd nieuwe, in het Gestaltformatieproces ook wel de explosie genoemd. Effecten van een therapie bij een Gestalttherapeut zijn altijd, voor zowel therapeut als cliënt, een verrassing.