Inleiding

In het eerste artikel in deze reeks 'Ontwarend Bewustzijn' hebben we de aard van ons gewaarzijn en bewustzijn onderzocht. Gewaarzijn werd daarin gezien als de registratie op neurologisch niveau van de inwendige en uitwendige zintuiglijke prikkels. De verwerking van deze prikkels werd gedefinieerd als bewustzijn. Dit bewustzijn liet zich onderscheiden op het associatieve en verbale niveau. Op het niveau van ons associatieve bewustzijn integreren we verbanden zonder dat deze woorden krijgen in het verbale bewustzijn. De koekjestrommel die er de hele tijd al stond valt me plotseling op. Het kan zelfs zijn dat ik ongemerkt er al iets uitgenomen heb. Op dit associatieve niveau organiseren zich onze aandacht, verbeelding en gedrag. Deze verbeelding komt heel manifest naar voren in onze dromen. Het verbale bewustzijn geeft woorden aan ons gewaarzijn en aan de inhoud van het associatief bewustzijn: "Ik word me ervan bewust dat ik honger heb". Over het algemeen wordt slechts het verbale niveau aangeduid met de term bewustzijn en wordt het associatieve bewustzijn gezien als onbewust of voorbewust. Ik ga hier in deel twee dieper op in aan de hand van onze identificatie met de term 'ik'.

In het tweede artikel 'De Jacht op Mezelf' wordt duidelijk dat we ons overwegend identificeren met de term 'ik' in ons verbale bewustzijn. 'Ik' kies er voor om naar bed te gaan maar dromen overkomen me en komen uit mijn onbewuste. De betekenis van persoonlijke veranderingsprocessen worden vanuit het perspectief van ons bewustzijn bekeken. Wie verandert wie als we onszelf veranderen? De structuur van onszelf komt als transcendent identificatiepunt naar voren. Bekende begrippen als bewustzijn en identiteit worden, net als sfeer, in hun transcendentie zichtbaar. Heel direct en zelfs lijfelijk kunnen we de sfeer van een huis al bij het betreden ervaren. We hebben hiervoor geen kennis nodig van de architectuur of de bewoners. Ons verbale bewustzijn kan echter zoiets als sfeer niet in woorden vangen. Het is een ervaren dat plaats vindt in ons associatief bewustzijn. Dit is de laag van ons bewustzijn waarop we ons verhouden tot transcendentie. De filosofie van Martin Heidegger en de veldtheorie bieden een perspectief op een niet objectmatige psychologie.

Ik wil in dit derde artikel 'Gestalt in Hypnos' de stap maken naar het wezen van ons menselijk contact om van daaruit de therapeutische ontmoeting te belichten. Het zal blijven bij een vingerwijzing in het duister. Een kritische predikant zei ooit dat het belangrijk is om te blijven spreken over datgene waar principieel niet over gesproken kàn worden. Ik hoop dat wat ik hier schrijf mag inspireren.

Het Gestalt-therapeutisch contact vraagt, meer dan andere therapeutische benaderingen, om een open verstaan van de impliciete lagen in het contact. Hoe werken de niet benoemde en benoembare lagen in het contact? Hoe verhoudt de verbale inhoud van het gesprek zich tot de rijkdom van wat zich associatief ongezien en ongeweten voordoet? Ik zal deze lagen duiden als de hypnotische werkzaamheid in de Gestalt-therapeutische ontmoeting omdat ze onttrokken zijn aan onze bewuste waarneming. Al dertig jaar in de rol van therapeut, verbaas ik me nog elke dag over wat er in het therapeutisch contact plaats vindt. Ik verwonder mij erover dat het gebeuren in haar bijzonderheid steeds eenvoudiger lijkt te worden. Het lijkt of ik steeds minder doe en er steeds meer gebeurt. Deze artikelenreeks is een poging om het weinige doen en het vele gebeuren duidelijker in beeld te krijgen. Ik kan mij verwonderen over terloopse dingen die ik doe of zeg in het therapeutisch contact, zonder me te realiseren van waaruit ze naar voren komen. Het kan een terloopse uitspraak zijn, een aarzeling of zelfs een woord dat de plank ogenschijnlijk mis lijkt te slaan. Onwillekeurige bewegingen en reacties die het gesprek een totaal andere wending geven, vallen mezelf pas achteraf op. Het lijkt vaak of alles achteraf betekenis krijgt in een grotere Gestalt.

Ik heb een indrukwekkend gespeeld pianoconcert op staan. De pianist kan niet weten wat zijn vingers, voeten, lichaamshoudingen en gevoelsbewegingen allemaal doen. Hij is één met het stuk dat zich laat spelen. Zijn spel werkt in op mijn stemming en inspireert me zelfs tot deze zinnen. Een therapeutisch gesprek lijkt op een muziekuitvoering. De partituur van het therapeutisch contract ligt vast. De techniek van het spel heeft zich in elke vezel van mijn ervaren verankerd. De ontmoeting vraagt om concentratie en zorgvuldige afstemming. Wat zich vervolgens in de afgesproken tijd ontvouwt, zijn altijd weer verrassende, inspirerende en bewogen ontmoetingen. Ze lijken zich buiten mij om te voltrekken.