Golven in het veld

De vastigheid die ontleend wordt aan ons denken is bedrieglijk. Dit komt scherp aan het licht bij de veldtheorie. Ze wil alle factoren die ons leven bepalen voor zover mogelijk onderbrengen in het veldconcept. We verkeren bij het denken over ons zijn in de wereld echter in de positie van Baron von Münchhausen die zichzelf uit het moeras trekt. Het is een operatie die tot mislukken gedoemd is.

Met de verbreding van ons perspectief komen we, zoals in het vorige deel aan de orde kwam, als denker zelf in beeld. We staan niet aan de rand van het veld maar er midden op: de schrijver op het moment dat hij dit voor u schrijft en u als lezer op het huidige moment dat u deze woorden leest. Als schrijver verkeer ik in twijfel of mijn tekst voor u duidelijk is en of mijn betoog door u de moeite waard gevonden zal worden. U zult als lezer op dit moment gedachten en gevoelsreacties hebben waar ik alleen over kan speculeren. Misschien schrikt u momenteel op van de directe manier waarmee ik u aanspreek. Ik hoop en ga er van uit dat u ‘met me mee bent’ en dat we samen de weg van mijn betoog vervolgen.

We verkeren met ons waarnemen en denken in een veld waarin we beïnvloed worden en tegelijkertijd ook beïnvloeden. We maken met elkaar onderdeel uit van één groot dynamisch veld. Het lijkt er op dat dit onze eindconclusie moet zijn waarmee het laatste woord gezegd is. Een beschouwende positie van buitenaf is ons niet gegeven. Er resteert ons geen andere mogelijkheid dan om ons bij dit gegeven neer te leggen. We kunnen even opgelucht ademhalen als we constateren dat we onze rusteloze jacht om de wereld te begrijpen kunnen laten varen. 

Onze berusting zal echter van korte duur zijn. We worden, waarschijnlijk tot ons grote ongenoegen, wakker geprikt door het besef dat we rusten in onze eigen eindconclusie. Ons denken is hier terecht zeer kritisch over, aangezien de metafoor van het grote dynamische eenheidsveld uit onszelf, zijnde onderdeel van ditzelfde veld, voortkomt. Het veld blijkt geen vaste grond waarop we kunnen vertrouwen maar een moeras. Berusting en overgave zal ons naar de diepten trekken.

Om niet overgeleverd te zijn aan de krachten van de natuur trachten we met ons denken grip te krijgen op de wereld. Dit geldt niet alleen in theoretische zin maar ook in puur praktisch betekenis. We bedenken hoe we het beste een dak boven ons hoofd kunnen maken. Het levert levensgevaarlijke situaties op als we ons denken niet aanwenden voor dergelijke praktische problemen. We zouden omkomen van de honger en de kou. Het dreigende gevaar en de angst die dit oproept ligt onder de oppervlakte van onze inspanningen om te denken en de wereld naar onze hand te zetten. Over het algemeen lukt het ons als mensen redelijk om een situatie te creëren waarin we veilig en comfortabel kunnen leven. Hetzelfde overlevingsmechanisme van ons denken gebruiken we om onze geestelijke en relationele angsten en gevaren tegemoet te treden. We willen niet overgeleverd zijn aan een ondoorzichtig en onbegrijpelijk sociaal en emotioneel krachtenveld. We willen hier greep op krijgen door het te benoemen, erover na te denken en erover te spreken. Het concept van het veld lijkt ons hierbij even, letterlijk en figuurlijk, grond onder de voeten te geven. Ze maakt veel van deze krachten zichtbaar en benoembaar. Zodra we echter vastigheid gevonden denken te hebben zakt de grond onder onze voeten weg. We zijn zelf deel van hetgeen we benoemen. We bevinden ons in het moeras van het zijn. De grond waarop we staan is onbetrouwbaar en golft onder onze voeten. Het veld is driedimensionaal naar beneden uitgebreid en zuigt ons naar beneden. Met ons denken pogen we van de ene zinkende pol grond naar de andere te springen. De grond waarop we denken te staan is geen vaste grond maar onderhevig aan bewegingen.

Alles is in beweging. De filosofische stellingname van Heraclitus (540-480 v. Chr.) dat alles in beweging is (panta rhei) roept het beeld op van een golvende grond die wordt bewogen door diepe aardbewegingen. We kunnen elk moment de diepte in worden gezogen. Het veld is driedimensionaal naar de diepte uitgebreid. We worden verzwolgen in een diepte en bewegen in alle richtingen. Zoeken naar vaste grond of een stuk drijfhout biedt geen redding maar hooguit een kortstondige illusie hiervan.

Het hier beschreven betoog kan op dit punt een zweverig gevoel oproepen. Misschien roept het ook heftiger reacties op. Het kan, om met J. P. Sartre (La Nausée, 1938)  te spreken afkeer en irritatie oproepen of zelfs walging. We zwemmem niet alleen rond in een abstract filosofische gedachtenwereld die ver van ons af staat, maar zien ons eigen eindeloze en reddeloze zoeken weerspiegeld. Ons zoeken en betoog ondergraaft zichzelf voortdurend. We trachten als het ware tevergeefs onze eigen schaduw te pakken. In deze onzekere en zoekende beweging maken we deel uit van de werkelijkheid. Er dienen zich geen afdoende antwoorden of oplossingen aan. We zien onszelf zoeken in de onoplosbare paradox van het zijn. Het zien van ons vruchteloze zoeken kan een moment van inzicht bieden dat het zoeken voor een kort moment laat verdampen. In dit heldere besef lossen denker en bedachte zich op. De bovengenoemde onoplosbare paradox van de ongeschapen schepper heft zichzelf op. We betreden een religieuze verhouding tot de werkelijkheid.