In het Veld

In ‘Gestalt Therapie’ (Perls, Hefferline en Goodman,1951) komen we ons ‘zelf’ tegen als kenmerk van het contact tussen het organisme en omgeving. Perls en zijn medeschrijvers nemen een radicaal standpunt in door ons zelf te zien als een verschijnsel in het veld van contacten. Hoe meer contact er is tussen het organisme en de omgeving, des te meer zelf er is! De consequentie is dat we organisme niet vergezeld mogen laten gaan met een bezittelijk voornaamwoord: organisme is niet ‘mijn’ organisme. De fysieke eenheid van het lichaam heeft ook geen eigenaar: het is niet ‘mijn’ lichaam. Ik als zelfstandige eenheid is in deze Gestalttheorie radicaal onttroond. In deze theorie wordt ‘Ik’, aangeduid met de Latijnse naam ‘ego’, als een cognitief bijverschijnsel. Het is een identificatie met de mogelijkheden in het veld. Er is in het hele veld geen eigenaar te vinden die rechten kan doen gelden. Er is slechts een veld waarin organisme en omgeving met elkaar in wisselwerking zijn.

Deze theorie wordt in de wetenschappelijke psychologie het best omschreven als de veldtheorie. Kurt Lewin (1951) heeft hier een eerste aanzet toe gegeven. Wil de psychologie haar onderzoeksobject trouw zijn, dan zal ze op grond van deze veldtheorie haar onderzoek naar eigenschappen van het individu moeten staken. Ze zal zich toe moeten leggen op de bestudering van verschijnselen in het veld. Het gegeven dat ze hier zelf deel van uit maakt biedt zowel de beperking als de mogelijkheden voor haar onderzoeksmethodieken. Het veld is als op zichzelf betrokken onderzoeksobject geen object in de gebruikelijke zin van het woord en laat zich niet als zodanig onderzoeken. Deze veldtheorie is wetenschapsfilosofisch revolutionair in haar stellingname. De fenomenologische psychologie zoekt een antwoord op dit vraagstuk door menselijk gedrag te leren verstaan vanuit onderliggende betekenissen en bedoelingen die hierin gelegen zijn (Giorgi, 1976). Deze worden door onszelf ontworpen en zijn daarom niet te beschouwen als oorzaak van ons gedrag. Het vraagt een fundamenteel andere benadering dan de natuurwetenschappelijke psychologie. Psychologie staat voor de onoplosbare paradox dat haar bestudeerde fenomenen onderdeel uitmaken van haar eigen wijze van kijken. Het leidt tot de conclusie dat ons ik, onze identiteit, ons zijn in de wereld en zelfs iets als het ‘veld’ onttrokken zijn aan de mogelijkheid tot natuurwetenschappelijk onderzoek. Sociale wetenschap vraagt om een grondige bezinning op en herformulering van het verschijnsel wetenschap. Hierover schreef ik eerder in het artikel ‘Ontgane Velden’ in Voorgrond van juni 2012.

Inmiddels zijn we in onze jacht op onszelf het zicht en de mogelijke grip op ‘Ik’ radicaal kwijt geraakt. De veldtheorie vraagt om een manier van kijken waarin ons normale denkvermogen het spoor bijster raakt. De filosoof Heidegger is van hieruit zo consequent om niet te spreken over ‘de mens’ maar over ‘Dasein’ (‘er zijn’).