In Zicht
Ons niet-bewuste ervaren en het niet-bewust nemen van besluiten roept de vraag op wie, wat of waar ik eigenlijk ben.
- Als ik ben, wat ben ik dan?
- Als ik ben, waar ben ik dan?
- Ben ik wat ik bewust ben?
- Ben ik me bewust van mijn ik?
- Ben ik een klein bewust ikje in mijn grotendeels niet-bewuste brein?
- Ben ik ook mijn niet-bewuste gewaarzijn?
- Ben ik zowel de bewuste als de niet-bewuste ik?
- Zijn er twee ikken of is er misschien helemaal geen ik?
- Is mijn ik een illusie?
- Ben ik dan toch gewoon mijn brein?
Als ik, in navolging van de titel van het boek van Dick Swaab (2010), mijn brein ben, komt mijn ik heel concreet en zelfs meetbaar in zicht! Letterlijk schrijft hij in zijn inleiding: “wij zijn onze hersenen”. We zijn vanuit dit wetenschappelijk perspectief iets: de werking van ons zenuwstelsel. Mijn brein heeft klaarblijkelijk het concept “ik” bedacht om vervolgens na neuropsychologisch onderzoek te concluderen dat ‘ik’ niets anders is dan mijn brein. Laat ik om wat duidelijkheid te scheppen in een mogelijke spraakverwarring brein een naam geven: hij heet ‘Brein’.
‘Ik’ voelt zich door Brein aan de kant gezet en realiseert zich dat hij eigenlijk zichzelf aan de kant gezet heeft. Wat directer in de eerste naamval geformuleerd: ‘Ik’ voel me door de reductie tot Brein gedegradeerd en aan de kant gezet, maar ik realiseer me dat ik dan eigenlijk mezelf aan de kant gezet heb. Het concept dat ik mijn brein ben, helpt me niet verder. Ik vertrek vanuit mezelf en kom weer bij mezelf uit. We ontsnappen niet aan onszelf. Het is de Ouroboros ofwel de paradox waar we levenslang als mens in gevangen zitten.
Laat ik een andere methode proberen om ‘ik’ in zicht te krijgen. We hebben in het vorige artikel gezien dat ons bewuste zijn achter neurologische feiten van het gewaarzijn aanloopt. Dit betekent dat we onze machtspositie verliezen als we ons “ik” zoeken in ons bewustzijn. We hebben immers al besluiten genomen voor we ze bewust nemen. We zullen ons ik dus moeten opsporen in onze onbewuste processen. De formulering van een besluit is dan niet ‘Ik besluit’ maar luidt ‘Ik merk dat ik besloten heb’. Ik zie en hoor wordt dan: ‘Ik word me bewust dat ik zie en hoor’. Om ‘ik’ scherp in beeld te krijgen moeten we een onderscheid maken tussen mijn onbewuste ik (Obik) en mijn daarop reflecterende bewuste ik (Bik). Ik heb ze hier ook maar weer namen gegeven ter voorkoming van nog grotere verwarring dan waar de vraagstelling ons al in gebracht heeft.
Obik hoort, ziet, associeert en neemt besluiten. Obik is de laag die we aanduiden met gewaarzijn. Gewaarzijn gaat vooraf aan bewustzijn en is zich van zichzelf niet bewust. In deze duisternis zit ‘ik’ mogelijk verscholen. Het impliceert dat Bik niet kan weten wie of wat Obik is. Obik zelf weet het evenmin, omdat hij in het preverbale onbewuste huist en zichzelf geen ‘ik’ zal kunnen noemen. ‘Ik’ ontglipt ons ook hier in het onbewuste als we er zicht op lijken te krijgen.