Het niet-bestaan van onszelf

In Gestalt staan we zo open mogelijk in de ontmoeting met de cliënt. We brengen daarbij ‘onszelf’ in. We maken gebruik van ons eigen gewaarzijn en zullen, voorzover dit ten dienste staat van de cliënt, ook delen wat wij ervaren. Ook als we het zelf niet weten of ons onzeker voelen, zullen we dit niet verbloemen maar onszelf openstellen.

Wie of wat zijn we eigelijk als we onszelf ten dienste stellen van de cliënt? Deze vraag kunnen we beantwoorden met onze naam, geslacht, leeftijd, beroep, uiterlijk, levenservaring, relaties, gevoelens, gedachten etc etc. Nooit zal een dergelijke beschrijving echter het wezenlijke van onszelf betreffen. We kunnen een andere naam, een ander beroep krijgen en onze leeftijd is ook elk jaar weer anders. We kunnen ons uiterlijk verbouwen, voor zover het niet al uit zichzelf aan het veranderen is. Ons denken en voelen is al helemaal onderhevig aan een continu veranderende stroom van ervaren. Ons ‘ik’ is niet te vangen in de wereld van dingen die ‘iets’ zijn. Ons ‘ik’ is in wezen ‘niets’ of nog scherper geformuleerd “nietende” (“le néant”). Sartre wil met dit woord het misleidende zelfstandige naamwoord “niets” vermijden.

De misvatting dat we ‘iets’ zouden zijn komt illustratief naar voren in de titel van het boek van Dick Swaab “Wij zijn ons brein”. Hij stelt het ‘wij’ gelijk aan het brein, zijnde een onderzoekbaar ‘iets’. Het is onzin die voortkomt uit kortzichtig positivistisch waandenken.