Paradox ten opzichte van onze levensvragen

In onze confrontatie met de dood ofwel onze eindigheid staan we oog in oog met de paradox van ons bestaan.

Zolang ik bang ben voor de dood, ben ik niet dood. Als ik dood ben, besta ik niet meer en kan ik niet meer bang zijn. Het laat zien hoe we ten aanzien van het beeld van onszelf verstrikt zitten in een verwarring van niveaus. Het ‘ik’ in de zin ‘als ik dood ben’ is niet het niveau van de bestaande dingen maar een niet als zodanig bestaand subject. Mijn lichaam kan sterven maar het ‘ik’ beweegt zich niet in de wereld van de sterfelijke dingen. Het is het woord dat uitgesproken wordt vanuit ons reflecterend bewustzijn, het niet-zijnde zoals Sartre zou zeggen.

Met het werken aan je persoonlijke groei, het mediteren voor een verlichte staat, het zoeken naar de zin van je leven of zelfs een voornemen om als een rechtschapen en eerlijk mens door het leven te gaan, staan we oog on oog met een zinsbegoocheling die gestoeld is op de paradox dat we niet zijn wie we zijn.

De therapeutische relatie
Hoe open, betrokken en gelijkwaardig de therapeut zich ook opstelt, onderliggend is er de rolverdeling die een ongelijkheid impliceert. De therapeut bepaalt vanuit zijn deskundigheid de setting en structuur van de sessies. Hij is afhankelijk van de motivatie van de cliënt. De cliënt is afhankelijk omdat hij zich kwetsbaar opstelt en machtig omdat hij op kan stappen als de therapie onvoldoende oplevert.