Paradox in contact met mezelf

We staan in contact met onszelf.
We hebben een beeld van onszelf als man of vrouw met bepaalde eigenschappen. We hebben onze idealen met betrekking tot onszelf en willen bijvoorbeeld een betrokken en betrouwbare partner zijn. We zijn met onszelf in gesprek als we plannen maken over wat we gaan doen in de toekomst: ik doe deze opleiding en ga daarna een baan zoeken als… Als we aan het denken of aan het mijmeren zijn, praten we innerlijk met onszelf. We zijn als het ware opgedeeld in een spreker en een toehoorder, een idealist en een saboteur, een avonturier en een angsthaas, degene met de goede voornemens en degene die in bed blijft liggen, de gezondheidszorger en de verslaafde.

In dit contact met onszelf worden we vastgezogen in een paradox: de ene helft spreekt de andere helft toe die niet lijkt te willen wat deze helft wil. Het klinkt tegenstrijdig, maar ik wil wat ik niet wil. Hoe kan ik iets willen wat ik niet wil? Ik kan alleen zoiets volhouden als ik mijn ogen sluit voor mezelf: ik doe alsof mijn onzekere, angstige en niet-willende kant niet bij mij hoort en ga geloven in een zelf geconstrueerd beeld over mezelf. Als het me vervolgens lukt om te vergeten dat ik mijn ogen gesloten heb, zit ik ten aanzien van mezelf in de gevangenis van de paradox zonder enig uitzicht naar buiten. Ik doe alsof ik niet ben wie ik ben en doe vervolgens alsof ik niet weet dat ik doe alsof. Ik heb me verstopt en zit zonder het te beseffen in het gevang. In feite wordt onze wereld van de paradox opgeroepen zodra we het woord ‘ik’ uitspreken. ‘Ik’ veronderstelt het bestaan van een ‘ik’. Met het woord ik geven we onszelf de suggestie van onszelf als een eenduidig informatie- en bestuurscentrum.

Ik moest in het ziekenhuis een fietstest doen om een mogelijk hartfalen te testen. Ik was aangesloten op een hartmonitor en de medici hielden mijn hartritme in de gaten. Terwijl ik daar bezig was, kreeg ik volkomen onverwacht te horen dat ik niet meer naar huis mocht. Het drong niet direct tot me door en ik stelde hierover vragen. Ik was stomverbaasd toen de arts zijn assistente wees op de enorme versnelling van mijn hartritme tengevolge van deze boodschap! Mijn organisme, om het beestje maar een naam te geven, had de boodschap al lang begrepen maar mijn ‘ik’ nog niet! Op dezelfde wijze zijn mijn beslissingen al af te leiden zijn uit activiteit in mijn hersengebieden voordat ik ze genomen heb. Mijn beslissingen worden genomen voordat ‘ik’ ze neemt!

Wie is ‘ik’ en waar zit ‘ik’?

De gevangenis van de paradox bestaat dankzij onze beslissing om te geloven in ons ‘ik’ en onze ogen te sluiten voor onze werkelijkheid, voor ingewijden het 'obvious' ofwel het 'voordehandliggende'.

Diep in deze gevangenis zijn ervaringen opgesloten, in kerkers met stevig vergrendelde deuren, die bedreigend zijn voor de onthulling van onszelf in de wereld. Het zijn angsten en ervaringen die ons ‘ik’ in zijn voortbestaan bedreigen en te schokkend zijn om aan het daglicht bloot te stellen. Seksueel misbruikt zijn is een ervaring waarbij de grenzen van het ‘ik’ op geweldadige manier zijn geschonden. Het meest verwarrende van deze ervaring, wat een diepgeworteld gevoel van schaamte en zelfs van schuld teweegbrengt, is dat het eigen lichaam zelfs in zo’n situatie met opwinding kan reageren. De paradox dat mijn lichaam iets wil wat ik niet wil, is niet te integreren. Ons ‘ik’ dreigt in stukken uit elkaar te vallen. Om die reden worden deze herinneringen in de kerkers opgeslagen. We zijn op die plek, zonder het te beseffen, zowel de gevangene in de kerker als de cipier en zelfs de representatieve gevangenisdirecteur die het contact met de buitenwereld onderhoudt.

De paradoxale verhouding tot onszelf is daarmee tot in de diepste diepten van onszelf doorgedrongen. Op deze diepte komen we ook schuldgevoelens tegen, waarvan we vaak het bestaan niet eens vermoeden. Dostojevski beschrijft in zijn ‘Schuld en boete’ op indringende wijze hoe zwaar het is om deze te erkennen en ermee naar buiten te treden. Het op zich nemen van de schuld en boete doen is de enige weg om uit de kerker bevrijd te worden en in contact met de ander verlost te worden. Het vraagt om het offeren van ons ‘ik’. Het is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Als we de moed hebben om naar buiten te treden, worden we verlost uit de kerker van onze innerlijke paradox en betreden we de paradoxale wereld van het contact met de ander.